Voor preventie door middel van chelatietherapie is veel te zeggen. De indicaties waarbij chelatietherapie kan worden voorgeschreven zijn in latere stadia vaak nog slechts symptomatisch te bestrijden – dat wil zeggen dat bestaande klachten kunnen worden weggenomen, maar niet meer duurzaam genezen. Daardoor kan de situatie ontstaan dat men steeds vaker met min of meer dezelfde klachten een specialist moet opzoeken en langzamerhand afhankelijk raakt van de medische stand. Vaak zal dit gepaard gaan met ziekenhuis opnames, met alle spanningen van dien. Deze situatie blijkt echter vaak te vermijden. Toegepast in een stadium waarin zich nog geen klachten geopenbaard hebben (maar wel te verwachten zijn, bijvoorbeeld in geval van hoge bloeddruk of een hoog cholesterolgehalte) is chelatie des te meer aan te bevelen.
De verwachting is dat mensen die regelmatig een preventief chelatie-infuus laten toedienen hun kansen verhogen om tot op hoge leeftijd gezond en vitaal blijven.
In de praktijk zullen de meesten waarschijnlijk pas aan het alternatief van chelatietherapie denken als zij concrete klachten hebben. In dat geval is de werking natuurlijk in de eerste plaats therapeutisch. Meestal zal de arts echter na de behandeling (standaard twintig infusen) eenmaal per twee maanden een vervolginfuus voorschrijven om het verkregen resultaat te consolideren en hernieuwde klachten te voorkomen.
Chelatietherapie kan zowel bij beginnende als vergevorderde aderverkalking effect hebben. In de latere stadia heeft chelatie een therapeutisch effect : het helpt klachten te bestrijden en waar mogelijk te genezen. In het beginstadium werkt chelatie preventief: beginnende kalkvorming (waar men nog geen last van hoeft te ondervinden) wordt tegengewerkt, terwijl de cellen zodanig gezond worden dat toekomstige aderverkalking bemoeilijkt wordt.